| RO-instrumenten inzetten voor duurzaamheid (archief)Laatst geactualiseerd in 2007De gemeente speelt een sleutelrol in de ruimtelijke  ontwikkeling op haar grondgebied. Daarbij staan haar diverse instrumenten ter  beschikking. De vraag in deze notitie is hoe en in welke mate deze instrumenten  kunnen worden aangewend voor de aanleg van een duurzaam warmtenet.   Zie ook de pagina's:  
        Duurzaam energiebedrijf voor de gemeente
        Structuurvisie en bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen
       Sturen via het  bestemmingsplanDe gemeente kan enkele duurzame energieaspecten via het  bestemmingsplan regelen. Deze aspecten moeten dan wel ruimtelijke relevantie  hebben. Voorbeelden van zaken die in het bestemmingsplan kunnen worden geregeld  zijn:  
        zonoriëntatie, dakhellingen en nokhoogten voor  toepassing van zonne-energie.  brede straatprofielen voor aanleg van een  warmtenetco-lokatie van functies met onderlinge synergie Ook kunnen beleidsmatige doelstellingen in (de toelichting  van) het bestemmingsplan worden opgenomen. Deze dienen de onderbouwing van het  plan en de uitleg van bestemmingen en voorschriften. Ze hebben echter geen  directe werking jegens burgers.  Het bestemmingsplan kan ondersteunend zijn bij verduurzaming  van de energievoorziening, maar niet sturend. Aan een ondersteunend  bestemmingsplan gaat een duidelijke concrete visie en besluitvorming vooraf (i). Zo wordt verwerking van zonoriëntatie in het bestemmingsplan voorafgegaan door  een keuze voor zonne-energie, en wordt verwerking van een breed straatprofiel  voorafgegaan door de keuze voor een warmtenet (ii). Sturen via Woningwet  (experimenteerbepaling)De woningwet voorziet in een experimenteerbepaling. De  gemeente kan de Minister verzoeken nadere regels op te leggen voor een  bijzonder project.  Artikel  7a Woningwet - 
        1.    Onze Minister kan met het oog op duurzaam bouwen in een  bijzonder geval burgemeester en wethouders toestaan door hun voorgestelde  nadere voorschriften op te leggen ter voldoening aan de technische  voorschriften, gegeven bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur,  bedoeld in artikel 2. Dit toestaan kan ook betrekking hebben op door  burgemeester en wethouders voorgestelde, uit het oogpunt van milieu op te  leggen technische voorschriften, waarin de algemene maatregel van bestuur,  bedoeld in artikel 2, niet voorziet. Een verzoek van burgemeester en wethouders  geschiedt mede aan de hand van een door Onze Minister ter beschikking gesteld  formulier. Het verzoek, alsmede de daarbij voorgestelde op te leggen  voorschriften zijn gemotiveerd en van een toelichting voorzien. 
 Deze aanvraag moet 14 maanden voor indiening van de  bouwvergunningaanvraag worden gedaan (iii).             Bouwbesluit en  bouwvergunningDe infrastructuur van een publieke / collectieve  nutsvoorziening ligt overwegend buiten de werkingssfeer van de Woningwet (en  het daarop gebaseerde Bouwbesluit). Toch zijn er raakvlakken, die met name  liggen in de sfeer van de aansluitingen op de nutsvoorzieningen en de  energieprestaties. Installaties in de gebouwen vormen één geïntegreerd  systeem samen met de infrastructuur en de productie-installaties waarop ze  aangesloten zijn. Bij hantering van een standaard zoals aardgas, valt dat  nauwelijks op. De afstemming heeft bij standaardisering al plaatsgevonden (iv). Bij afwijking van de standaard moet die afstemming nog plaatsvinden. Afwijkende  bepalingen voor de aansluitingen / installaties in de woningen gaan hand in  hand met afwijkende specificaties van de infrastructuur en primaire  energievoorziening. Op deze wijze kunnen woningwet en bouwvergunning doorwerken  in de energie-infrastructuur. Belangrijk hierbij is de  gelijkwaardigheidsbepaling uit het Bouwbesluit.
 §  1.3.  GelijkwaardigheidsbepalingArtikel 1.5 Bouwbesluit
 Aan een  in het tweede tot en met zesde hoofdstuk gesteld voorschrift dat moet worden  toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een bouwwerk of een gedeelte  daarvan gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voorzover anders dan door  toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte daarvan  ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid,  bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is  beoogd met het betrokken voorschrift.
         De gelijkwaardigheidsbepaling geeft enige flexibiliteit en  discretionaire bevoegdheid aan de gemeente bij het bouw- en woningtoezicht. Zo  kan ze bepalen onder welke voorwaarden ze gelijkwaardigheid van een  voorgedragen alternatief accepteren wil, bij afgifte van de bouwvergunning. Warmte-infrastructuur en aansluiting op de woningen vormen  een samenhangend geheel. Hierdoor is het logisch dat bij verlening van de  bouwvergunning ook naar belangrijke eigenschappen van het warmtenet wordt  gekeken, zij het dan vanuit de functies van de woning. ‘Veiligheid’ wordt  daarbij door het Bouwbesluit als primair criterium aangedragen. De  gelijkwaardigheidsbepaling brengt met zich mee dat B&W ontheffing van  gasaansluiting kunnen geven, indien warmte gelijkwaardig kan worden geacht.  Wellicht dat de betrouwbaarheid en de continuïteit van de warmtelevering hierbij  criteria kunnen zijn. Het is dan aan de vergunningvrager de gemeente hiervan te  overtuigen. Wellicht kunnen hierover - ter stroomlijning van de procedures  -  vooraf afspraken worden gemaakt. O.a.  kunnen marktpartijen zelf aangeven hoe ze in continuïteit en kwaliteitscontrole  gaan voorzien(v).    Wordt de gemeente hiermee aansprakelijk voor discontinuering  van de energievoorziening?  Hoofdregel  is: “Als B&W het Bouwbesluit zorgvuldig hebben toegepast en niet nalatig  zijn geweest in het toezicht, zijn ze niet aansprakelijk.” (mr. A.W. Klaassen,  Handboek ruimtelijke ordening en bouw 2006, Berghauser Pont Publishing,  Amsterdam). Afstemming  bouwvergunning en grondexploitatieVia de bouwvergunning kan de gemeente nog aardig wat sturen  in de sfeer van de energievoorziening. Daarbij moet wel worden gelet op  afstemming met de grondexploitatie.          De Woningwet verbiedt het de gemeente om privaatrechtelijke  overeenkomsten te sluiten voor zaken waarin - via de Woningwet -  publiekrechtelijk is voorzien. Artikel  122 Woningwet De gemeente kan geen rechtshandelingen naar burgerlijk  recht verrichten ten aanzien van de onderwerpen waarin bij of krachtens de  algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2, en in hoofdstuk IV van  deze wet is voorzien.
 Onder de werking van dit artikel vallen de bouwvergunning,  de woonvergunning en  algemene  maatregelen van bestuur gericht op gebouwen. Kortom: alles wat per  bouwvergunning kan worden geregeld of wat bij amvb (krachtens de Woningwet) is  geregeld kan niet in de private exploitatieovereenkomst worden betrokken.  Dit houdt tevens in dat conservatief te werk moet worden  gegaan bij oprekking van de werking van de Bouwvergunning (op basis van de  gelijkwaardigheidsheidsbepaling). Wat zeker onder de bouwvergunning valt, hoort  niet thuis in de exploitatieovereenkomst. Maar wanneer het twijfelachtig wordt  of iets in de bouwvergunning kan worden geregeld, moet worden nagegaan of  regeling in de exploitatieovereenkomst niet meer zekerheid biedt. Coördinatie grondtransactie  en bouwvergunningIn de praktijk worden de grondtransactie en de  bouwvergunning soms onderling afhankelijk gemaakt. De grondtransactie vindt dan  pas plaats op het moment dat de bouwvergunning is verleend. VROM adviseert  daarbij om te werken met een grondreserveringsovereenkomst, waarvoor een  vergoeding wordt betaald (vi). Voordeel van een dergelijke constructie is dat de definitieve grondtransactie  minder wordt gebaseerd op aannames, en meer op de feitelijke omstandigheden die  met de bouwvergunning worden gecreëerd. Ook kan het de gemeente mogelijkheid  verschaffen om als grondeigenaar in te grijpen wanneer bij gelegenheid van de  bouwvergunning blijkt dat bepaalde verwachtingen niet worden waargemaakt.  De sturingsmogelijkheden via de bouwvergunning zijn mede  afhankelijk van de vergunningaanvraag. Naarmate de aanvrager verzoekt om  faciliteiten van B&W (vrijstelling van gasaansluiting en honorering van  EPC-voordeel) krijgt de gemeente meer grip op de situatie. Indien de  ontwikkelaar daar niet om verzoek, heeft de gemeente geen grip via de  bouwvergunning. Het hangt dus af van de vergunningaanvraag, en de  publiekrechtelijke toetsingsmogelijkheden die de gemeente daarmee in handen  krijgt af, of ze al dan niet alsnog terug moet vallen op de eigendomsrechten.   |