Column
oorspronkelijk verschenen in wijkbulletin De Pijp/Oud Zuid
Rationaliteit en asielbeleid
Een vreemdeling meldt zich 's avonds laat bij je aan de deur. Hij zegt dat
hij in nood zit en onderdak zoekt om op adem te komen. Wat zou je doen? Ga
je vragen hoe erg zijn nood is? En wanneer het je niet erg genoeg lijkt of
wanneer je hem niet gelooft, ga ik dan eerst maandenlang onderzoeken hoe
verschrikkelijk zijn situatie werkelijk is?
Ik niet. Ik kijk de man aan. Ga na wat ik voor gevoel krijg en zie of ik hem
wil vertrouwen. Vraag hem naar zijn intenties en probeer een indruk te krijgen
van wat hij straks gaat doen als hij bij mij aan tafel zit. Eigenlijk vind ik
zijn ervaringen in het verleden minder belangrijk dan wat ik in de toekomst van
hem verwachten kan. Zie ik geen onoverkomelijk ongemak of direct
gevaar dan kan ik hem allicht ter wille zijn.
Ieder mens die je ontmoet is een nieuwe kans op inspiratie, respect,
waardering en herkenning. Het is een kans om samen iets op te bouwen.
Natuurlijk, het is ook een kans op ellende, misbruik van vertrouwen en grof
geweld. Hoe vaak komt dat echter voor? Tegen duizenden goede contacten staan
wellicht enkele slechte ervaringen. We blijven elkaar opzoeken en met elkaar
omgaan. Kijk om je heen. Alles wat je ziet is gevormd en ontwikkeld in overleg,
samenwerking en vertrouwen. Van je kleren tot je huis van je auto tot je buis.
Oorlog en geweld zijn de uitzondering. Orde en opbouw zijn de norm.
Het lijkt wel of Nederland alleen maar losers wil
Kijken we naar de Nederlandse historie dan zien we dat immigranten ons geen
windeieren hebben gelegd. Zonder onze gastvrijheid was de Amsterdamse
grachtengordel nooit ontstaan. En zonder de Mechelse kooplieden was de
Rotterdamse haven van onbeduidende omvang gebleven. Het zijn juist de vreemde
ogen die nieuwe kansen zien. En het zijn de mensen die alles hebben
achtergelaten die moeten vechten voor een nieuw en zinvol bestaan. Ook in onze
tijd hebben we alle reden om gastvrij te zijn. Mensen zijn immers de
belangrijkste productiefactor in de moderne economie.
En
dan nu de IND (immigratie en naturalisatie dienst), de poortwachter van
Nederland.
Die vraagt waar je vandaan komt en zegt vervolgens zelf te weten hoe
ellendig het daar is. Is het niet ellendig genoeg dan wordt je zonder meer
teruggestuurd. Is het echter wel erg dan mag je kennis maken met de duistere
kant van Nederland: de bureaucratie. Met sluipende martelingen worden je
bekentenissen ontfutseld. Eindeloos moet je je traumatische ervaringen herhalen.
Maandenlang moet je wachten zonder iets te mogen doen. Als je die processen hebt
overleefd is het beste wat je kunt krijgen wat papieren medelijden: een status,
wat goederen en een huis. En daar zit je dan. In het gure Nederland. Status A,
B, C of exit dat is waar het bij de IND om draait. Ze zoeken geen opbouw maar
zielige verhalen. Het lijkt wel of Nederland alleen maar losers wil. En als je
geen loser bent proberen ze dat wel van je te maken. Geen wonder dat niet allen
erin slagen, na de verschrikkingen in den vreemde en de bureaucratische molens
van de lage landen, hier een zinvol bestaan op te bouwen.
Ik geef toe. Ik maak het niet zo vaak mee dat iemand zich voor asiel bij mij
meldt. Toch kan ik mij niet voorstellen dat ik ooit dezelfde aanpak als de IND
zou kiezen. Haar uitgangspunt is fundamenteel verkeerd. Ons huidige
immigratiebeleid is gebaseerd op zieligheid. Maar niemand maalt werkelijk om
medelijden en zeker niet van de bureaucratie. Als iemand in Nederland wil wonen
wat maakt het dan uit hoe verschrikkelijk zijn toestand elders is? En wie wordt
er nu beter van het uitspitten van een hopeloos verleden. Kunnen we niet beter
kijken naar wat de toekomst in petto heeft? Wat mij betreft kan ieder
immigratieonderzoek worden beperkt tot drie vragen: Wie ben je, wat kun je en
wat kom je doen? Laat Nederland (en Europa) een immigratiegebied zijn. Zet de
deuren open. Daar worden we alleen maar beter van. <<
Rotterdam, 21 januari 2001
©
2001 mr edgar wortmann / elannet bv |